Oorspronkelijk waren de heerlijke rechten voor de (ambachts-) heer of vrouwe voornamelijk bedoeld als inkomstenbron. De verhuur van de grasetting leverde geld op en het plantrecht maakte het mogelijk om kaphout of aan bomen groeiende vruchten te verkopen.
De Stichting tot Behoud en Beheer van de heerlijkheid Sinoutskerke en Baarsdorp zet deze rechten tegenwoordig in om een bijdrage te leveren aan groene duurzaamheid in het gebied. Ook de inkomsten uit verhuur worden ingezet om aan deze doelstelling gevolg te geven. Op deze manier worden de aan de heerlijkheid verbonden tradities van zo'n 800 jaar oud op moderne wijze levend gehouden.
Met het planten van bomen door de Stichting heeft het vlakke landschap van Zuid-Beveland een gevarieerdere uitstraling gekregen, maar zijn er ook monumentale bomen ontstaan. De bomen zijn en worden immers geplant op brede, uitwaaierende bermdelen, waar zij een bomenleven lang zonder enige hinder breed en hoog kunnen groeien.
Vaak bevinden de plekken, waar een boom zo ongestoord tot volle wasdom kan komen, zich aan de grenzen van heerlijkheden. Traditioneel worden op dergelijke locaties lindebomen geplant, en de geplante boom noemt men dan ook een "grenslinde".
De cultureel-historische waarde van oude en nieuwe grenslindes is zeer groot. Vanaf het ontstaan van heerlijkheden werden grenslindes door het bestuur van een heerlijkheid geplant om daarmee de grenzen van het gebied aan te geven. Ook werden ze geplant om de begrenzing van dijkkavels aan te geven voor de gebruikers.
De Stichting waakt er voor dat de traditie van het planten van bomen, en dan in het bijzonder het planten van grenslindes, niet uit sterft.
In vroeger tijden huurde de schaapherder de grasetting en de schapendrift van de (ambachts)heer, maar door de sterke afname van de vraag naar wol en andere met schapen verband houdende producten, komt dit nog nauwelijks voor. Er is dus, althans vanuit economisch oogpunt, geen enkele reden meer om de schapendrift en grasetting te beoefenen.
Niettemin is dit wel een zeer oud fenomeen, dat eeuwenlang dagelijks in het vlakke land van Zuid-Beveland te zien was. De Stichting vindt het vanwege traditie en historische betekenis van groot belang om de schapendrift en de grasetting voort te laten bestaan.
Ook speelt daarbij een rol dat natuurlijke begrazing van bermen voor de natuur, en in het bijzonder voor wilde bijensoorten, beter is dan het machinaal maaien van die bermen. Immers, de bloemen langs de bermen blijven langer staan en krijgen de kans (vaak via de vachten van de schapen) hun zaden te verspreiden. Voor de wilde bij als bedreigde diersoort is dat een zegen, maar ook voor de zaaikansen van zeldzame planten die in de berm groeien. Daarnaast zorgt het grazen voor verschraling van de bodem, waardoor de groei van bermplanten gevarieerder wordt. Deze overweging is ingegeven door de actualiteit van de klimaatdiscussie, en laat zien hoe eeuwenoude tradities daar in positieve zin aan kunnen bijdragen.
Stichting streef er naar de schapendrift en de grasetting op zo'n wijze te (laten) beoefenen, dat dit niet alleen ten voordele strekt van een schaapherder of bermplanten. De Stichting heeft er voor gekozen om contact met lokale schaapherders te leggen. Samen met hen streeft zij naar een periodieke activiteit met schapen. Uiteraard maken de schapendrift en de grasetting daar deel van uit, maar het is breder dan dat. In de toekomst zal de lokale bevolking er nog meer bij worden betrokken door er een echte 'happening' van de maken.
Dat is niet alleen leuk, het is ook nodig: Hoewel de achtergrond van Zuid-Beveland sterk argrarisch is, neemt de kennis bij de kinderen van het boerenleven namelijk al jaren af. Het organiseren van activiteiten rondom de schapendrift en grasetting gaat dit tegen.