heerlijkheid Sinoutskerke en Baarsdorp

Kennisbank

Op deze pagina vindt u onder meer informatie over de historische en juridische status van nog bestaande heerlijke rechten in Nederland. Geheel onderaan treft u een literatuurlijst, met daarin opgenomen de belangrijkste publicaties over heerlijkheden en heerlijke rechten.

Indien u over een bepaald onderwerp meer informatie wenst, kunt u middels het e-mailadres op deze pagina een verzoek daartoe sturen. Wij streven er naar uw bericht binnen een week te beantwoorden. Omdat wij alleen met vrijwilligers werken, kan een antwoord soms iets langer op zich laten wachten.


  • 1. Wat is een (ambachts)heerlijkheid?

    Periode voor 1795

    Oorspronkelijk bestond een heerlijkheid in twee betekenissen. De eerste betekenis is het recht dat een particulier had op het uitoefenen van overheidsgezag over een bepaald gebied. Aan dit overheidsgezag waren veelal nog andere heerlijke rechten verbonden. De tweede, territoriale betekenis van 'heerlijkheid' is het gebied waar die rechten betrekking op hebben.

    Prof. De Blécourt preciseert de eerste betekenis als “een stuk overheidsgezag, dat men niet als ambtenaar en niet dus als ondergeschikte uitoefent, maar dat men als eigen erfelijk recht, zij het ook gemeenlijk in leen heeft“. Het best kan heerlijkheid in deze betekenis worden vergeleken met het huidige bestuursorgaan 'gemeente', maar dan als eigendom van een particulier. De 'heer' kon voor zijn heerlijkheidsgebied ambtenaren benoemen, zoals een meier, baljuw of schout. Tegenwoordig kan men dat vergelijken met een burgemeester, politiecommissaris en (kantor)rechter.

    Beschikte de heer niet over het recht om zware boetes of lijfstraffen op te (laten) leggen, dan was er sprake van een zogenaamde ambachtsheerlijkheid en was de bijhorende titel Ambachtsheer. In het geval de heer wel dergelijke straffen kon opleggen, was er sprake van een hoge of vrije heerlijkheid. De bijhorende titel was in dat geval vrijheer, niet te verwarren met de Duitse adellijke titel freiherr.

    De aan de heerlijkheid verbonden rechten worden ambachtsgevolgen of accrochementen genoemd. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan heerlijk jachtrecht, heerlijk visrecht, windrecht, maalrecht, plant- en weiderechten. Ook waren er economische rechten aan verbonden, zoals belastingrecht, banrecht, marktrecht etc. Typerend voor heerlijke rechten was en is, dat deze rechten betrekking hebben op grond die aan een ander toebehoort dan de eigenaar van de heerlijke rechten. Tot op heden bestaan er nog heerlijke rechten in Sinoutskerke en in Baarsdorp, die betrekking hebben op percelen gelegen in het heerlijkheidsgebied.

    Periode na 1795

    Kort na de Franse inval van 1795 werd heerlijkheid afgeschaft, althans voor zover deze betrekking had op overheidsgezag. Heerlijkheden in hun territoriale betekenis zijn nooit opgeheven. Nadat in 1814 Koning Willem I aan de macht kwam werden enkele aan heerlijkheid verbonden rechten hersteld. Het recht op overheidsgezag, zoals dit voorheen gold, werd echter niet meer hersteld. Wel werd aan de eigenaren van heerlijkheden het recht gegeven om lagere gemeente-ambtenaren en predikanten voor te dragen. Deze rechten werden in 1848 echter definitief afgeschaft. Dit betekent dat heerlijkheid in de zin van 'overheidsgezag' niet meer bestaat, hiervoor is de gemeente in de plaats gekomen. Wel resteren er nog een aantal heerlijke rechten, zoals het heerlijk visrecht, heerlijke plant- en weiderechten, windrecht etc.

    Heerlijkheden in de moderne zin des woords zijn goederencomplexen bestaande uit de resterende heerlijke rechten die betrekking hebben op een bepaald gebied (de heerlijkheid), eventueel in combinatie met niet-heerlijke vermogensrechten, zoals de eigendom van grond. Dit geldt ook voor de heerlijkheid Sinoutskerke Baarsdorp, die bestaat uit heerlijke rechten en grond.

    Omdat tegenwoordig er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen ambachtsheerlijkheden en en vrije heerlijkheden spreekt men alleen nog van 'heerlijkheden'.

  • 2. Oude zakelijke rechten

    Naast het recht op overheidsgezag bezat de ambachtsheer veelal nog andere heerlijke rechten. In Holland en Zeeland noemde men deze rechten de ambachtsgevolgen: de rechten die het ambacht (de heerlijkheid) volgen. Later noemde men de ambachtsgevolgen ook wel accrochementen van de heerlijkheid. Regel was dat bij de uitgifte of overdracht van de heerlijkheid niet alle daaraan verbonden gevolgen werden opgesomd. Volstaan werd vaak met de aanduiding: de heerlijkheid 'mitten gevolge'. Ook wel eindigde de formule, na het noemen van enkele rechten, met 'en verdere gevolgen'.

    Op dit punt bestond een opvallend verschil tussen de Zeeuwse heerlijkheden en de andere. Tot ambachtsgevolg van de naar Zeeuws recht uitgegeven heerlijkheden werden gerekend alle rechten die niet uitdrukkelijk door de landsheer waren voorbehouden of die voor de uitgifte niet aan een ander toebehoorden.

    In 1795 werd heerlijkheid, in de zin van overheidsgezag, afgeschaft. De aan heerlijkheid verbonden rechten zijn echter grotendeels blijven bestaan, net als heerlijkheid in haar territoriale betekenis. Men kan in dat verband denken aan visrechten, plantrechten, pootrechten, weiderechten, stuwrechten, veerrechten, recht van eendenkooi, recht van windvang, recht van aanwas en recht op kerkgestoelte. Een aantal van deze rechten bestaat nog in de heerlijkheden Baarsdorp en in Sinoutskerke.

    Historici spreken meestal over heerlijke rechten, juridisch worden zij tegenwoordig oude zakelijke rechten genoemd. Middels artikel 150 lid 1 Overgangswet NBW zijn oude zakelijke rechten tot registergoed verklaard. Dat betekent dat overdracht plaats dient te vinden bij notariële akte en dat inschrijving van de rechten in de openbare registers verplicht is. Ook voor dit laatste is een notariële akte vereist. De notaris onderzoekt in dat geval of de rechten nog bestaand zijn en zo ja op welke percelen de rechten betrekking hebben. De inschrijving vindt vervolgens plaats bij het Kadaster op perceelniveau.

  • 3. Charters en verlijbrieven

    Een verlijbrief, ook wel charter of leenbrief genoemd, is een akte waarmee formeel de eigendom van heerlijkheden en daarbij behorend onroerend goed werd overgedragen. In Zeeland werden verlijbrieven uitgegeven door de Graaffelijkheid, later de Gecommitteerde Raden van de Staten 's Lands en de Graaffelijkheid van Zeeland geheten.

    In verlijbrieven werden de heerlijke rechten doorgaans niet specifiek genoemd. Er werd volstaan met aan te geven dat iemand gerechtigd was tot een bepaald gebied met ambachtsrecht en ambachtsgevolgen (heerlijke rechten). In het charter van 19 september 1409, waarmee Colijn van Baersdorp met de heerlijkheden wordt beleend staat dit als volgt omschreven:

    "Willem, enz. doen cond allen luden, dat wy geconfirmeert, ende verleent hebben, confirmeren, ende verlenen mit desen brieve onsen geminden Heren Boudyn van Baersdorp, Ridder, alsulke coip, als hu tgeghens Colyn van Baersdorp, sinen Oem, gecost heeft, dats te wete dordalfhondert gemete ambochts, ambochtsgevolch, luttel min, ofte meer, mid molen, mid hofsteden, gelegen in den prochien van Baersdorp, ende Symontskerck". De volledige tekst kunt u lezen door hier te klikken.

    In het geval van de heerlijkheid Baarsdorp zijn vele van dit soort documenten uitgegeven, omdat er in het verleden meerdere en wisselende eigenaren waren. Tegenwoordig is er nog maar een eigenaresse, die haar rechten terug voert op verlijbrieven, die in het heerlijkheidsarchief zijn opgenomen. Een van deze verlijbrieven kunt u bekijken door hier te klikken. Het betreft een akte van 18 juli 1787, waarin Jan Hendrik Eversdijk verlijd wordt met een deel van de heerlijkheid Sinoutskerke en Baarsdorp. Een deel van de charters en aktes uit ons archief zijn gedigitaliseerd en hier in te zien.

  • 4. Jachtrecht (afgekocht in 1923)

    Een van de rechten, die vroeger hoorde bij de heerlijkheid Sinoutskerke en Baarsdorp, is het recht van de jacht. Dit "heerlijk jachtrecht" is het recht met uitsluiting van anderen te mogen jagen op de grond van iemand anders. Met de jachtwet van 1923 is dit recht afgeschaft. Wel werd bepaald dat de toenmalige eigenaren van het jachtrecht gerechtigd waren tot een schadevergoeding. Hiertoe stelde de regering de Jachtcommissie in, waar eigenaren van het recht zich toe konden richten met een verzoek om schadeloosstelling.

    Deze Jachtcommissie onderzocht naar aanleiding van een dergelijk verzoek of er sprake was van een nog bestaand en uitgeoefend heerlijk jachtrecht. Indien dit het geval was, dan werd vervolgens bepaald hoe groot het te vergoeden bedrag was. Voor de heerlijkheid Sinoutskerke en Baarsdorp deden Jhr. mr. dr. A.J. van Citters, W.F.K. Lenshoek en M. Vermue als gezamenlijke eigenaren van de heerlijkheid, en daarmee van het jachtrecht, een beroep op de schadevergoedingsregeling. Deze werd in 1930 toegekend voor een bedrag van 12.270 gulden, omgerekend naar hedendaagse geldwaarde ruim 98.000 euro.

    Hieronder staat een uittreksel uit de Rapportage van de Jachtcommissie (klik om dit te vergroten).

  • 5. Sinoutskerke en Baarsdorp

    De heerlijkheid Sinoutskerke en Baarsdorp is de verzamelnaam van de twee heerlijkheden Baarsdorp en Sinoutskerke. Beide heerlijkheden hadden dezelfde eigenaren, maar waren als rechtsgebied niet formeel samengevoegd.

    In 1925 werd het niet-exclusieve "recht tot het voeren van den titel van ambachtsheer van Sinoutskerke" verkocht aan meneer A.A. van Rossem, waarna de verkopende ambachtsheren deze titel ook zijn blijven gebruiken. De heerlijke rechten werden overigens niet meeverkocht en zijn tot op heden nog in één hand.

  • 6. De titel (ambachts)heer

    In de tijd van het Ancien Régime was een ambachtsheer de eigenaar en hoogste bestuurder van zijn ambacht(sheerlijkheid). Binnen het heerlijkheidsgebied sprak hij recht, was hij de baas van de politie en was hij – wat wij nu noemen – de burgemeester.

    De titel "(ambachts)heer" is een functietitel en een aanduiding van de eigenaar van een heerlijkheid. Het betreft dus geen eretitel. Om deze reden is de titel ook nimmer verleend door een graaf, een koning of een keizer. Een heerlijkheidstitel onderscheidt zich daarmee van titels zoals ridder, baron en graaf.

    Nadat in 1848 het laatste restant van het recht op overheidsgezag was afgeschaft, zijn de ambachtsheren en -vrouwen de titel blijven voeren, vanuit de gedachte dat zij eigenaar zijn gebleven van de nog bestaande heerlijke rechten. Die praktijk bestaat zo'n 175 jaar later nog steeds.

    De titel kan het beste vergeleken worden met die van "kasteelheer". Aan veel kastelen waren vroeger rechten verbonden, terwijl tegenwoordig slechts voornamelijk de eigendom van het gebouw resteert. De eigenaar van een kasteel wordt ook nog steeds "kasteelheer" genoemd, waarbij die titel alleen duidt op de eigendom daarvan.

  • 7. Heerlijkheden in onze tijd

    In de media wordt regelmatig aandacht besteed aan ambachtsheren en -vrouwen. De eigenaren van heerlijkheden voeren vaak nog een dergelijke titel of voegen de naam van een heerlijkheid informeel aan hun achternaam toe. Daarnaast wordt de titel vermeld in genealogische naslagwerken als Nederlands's Adelsboek en Nederland's Patriciaat. Ook gaf de Hoge Raad van Adel tot kort geleden nog wapendiploma's af aan eigenaren van heerlijkheden. Tot slot voert Koning Willem-Alexander een groot aantal historische heerlijkheidstitels. Deze titels zijn, blijkens de Parlementaire Geschiedenis van de "Regeling van het lidmaatschap koninklijk huis alsmede daaraan verbonden titels", nog bestaand.

    Vanuit traditie bekeken zijn heerlijkheden een springlevend fenomeen, maar toch zijn geleerden het niet met elkaar eens of heerlijkheden in juridische zin nog bestaan.

    De kern van de discussie is dat het woord "heerlijkheid" overheidsgezag in eigendom van een particulier betekent, en het gebied waar dit overheidsgezag betrekking op heeft. Omdat sinds 1848 het laatste stuk overheidsgezag van de ambachtsheren is opgeheven, zouden er naar mening van prof. De Blécourt, en in navolging van hem, prof. Ketelaar, geen heerlijkheden meer kunnen bestaan. Het enige dat nog kan bestaan zijn ooit aan heerlijkheid verbonden heerlijke rechten, zoals veerrechten, visrechten, plantrechten etc.

    Daartegenover staat prof. De Monté ver Loren, die van mening is dat een heerlijkheid pas ophoudt te bestaan als er geen uitoefenbaar recht meer aan is verbonden. Naar zijn mening kan het geheel van resterende heerlijke rechten op zichzelf een heerlijkheid genoemd worden. Ketelaar heeft terecht bezwaar bezwaar gemaakt tegen deze gedachtegang. Hieruit zou namelijk kunnen volgen dat de eigenaar van enkel een visrecht zich "heer van..." zou kunnen noemen, terwijl iemand anders die een veerrecht heeft dat bij dezelfde heerlijkheid hoort dat ook zou kunnen doen.

    Wat De Monté ver Loren niet noemde, maar wel noodzakelijk is om zijn argumentatie sluitend te krijgen is dat er maar één heer kan zijn. De titel "heer van" dient dus, met de resterende rechten te worden overgedragen om van een heerlijkheid te spreken.

    Ketelaar brengt in zijn boek "Oude Zakelijke Rechten" de mening naar voren dat heerlijkheden zijn opgeheven. Wel stelt hij vast dat er ook nu nog heerlijkheden worden verkocht, geschonken en vererfd. Het betreft dan heerlijke rechten en hun onroerende zaken en niet-heerlijke vermogensrechten. Dit goederencomplex kan men volgens Ketelaar heerlijkheid noemen, mits het wel duidelijk is dat het dan om een andere betekenis gaat dan die van voor 1848.

    Ten Houte de Lange gaat in zijn boek "Heerlijkheden in Nederland" nog een stap verder door te stellen dat de rechtsfiguur heerlijkheid is blijven bestaan, maar van inhoud is veranderd.

    De Stichting volgt Ketelaar in zijn opvatting dat heerlijkheden slechts nog bestaan in de betekenis van het complex van resterende heerlijke rechten. Zij merkt daarbij wel op dat het woord heerlijkheid oorspronkelijk niet alleen op overheidsgezag ziet, maar ook op het gebied waarop het overheidsgezag en de nu nog resterende rechten betrekking heeft. Deze territoriale betekenis is niet opgeheven en in die zin bestaat heerlijkheid nog wel.

  • 8. Literatuurlijst
    • A. Delahaye, Vossemeer, land van 1000 heren, NV Ambachtsheerlijkheid Oud en Nieuw Vossemeer 1969
    • A.S. de Blécourt, Kort begrip van het Oud-Vaderlandsch Burgerlijk Recht I, Groningen-Batavia, 1939
    • C.E.G. ten Houte de Lange en V.A.M. van der Burg, Heerlijkheden in Nederland, Hilversum, Verloren, 2008
    • F.C.J. Ketelaar, Oude zakelijke rechten, vroeger, nu en in de toekomst (Les survivances du système féodal dans le droit néerlandais au XIXe et au XXe siè;cle), Leiden/Zwolle, 1978
    • F.W. Lansink en J. Temminck (red.), Heerlijkheden in Holland, Publicaties van de Stichting Vrienden van het Noord-Hollands Archief, III, Hilversum, Verloren, 2017
    • J.Ph. De Monté ver Loren, Bestaan er nog heerlijkheden en hoe te handelen met aan heerlijkheden ontleende namen?, De Nederlandsche Leeuw, kol. 394-400, 1961
    • M. Prins, Handel in heerlijkheden. Aankoop van Hollandse heerlijkheden en motieven van kopers, 1600-1795, Virtus, Jaarboek voor Adelsgeschiedenis (24), 2017
    • N.N., Handboek voor eigenaars van heerlijkheden, Zaltbommel, Joh. Noman en Zoon, 1841.